Talkman-apparaten configureren

Besturingsprogramma USB installeren

Bij installatie van VoiceConsole op een Windows-besturingssysteem moet u waarschijnlijk het USB-besturingsprogramma installeren dat op de VoiceConsole-dvd staat om de onderhoudspoort op Talkman A700x-apparaten te gebruiken. Het benodigde stuurprogramma is al geïnstalleerd op Linux-systemen.

GA ALS VOLGT TE WERK:

Sluit een A700x-apparaat aan op de USB-poort van een Windows-pc. Als het goed is, wordt het USB-stuurprogramma (CDC-ACM) automatisch geïnstalleerd. Als dit niet gebeurt, voert u deze stappen uit om het handmatig te installeren.

  1. Open Apparaatbeheer in Windows.
  2. Ga naar en rechtsklik op Talkman USB Serial in de apparatenlijst.
  3. Selecteer Stuurprogramma's bijwerken en volg de aanwijzingen om naar de dvd met VoiceConsole-software te zoeken en het stuurprograma CDC-ACM te vinden.

Een apparaatprofiel laden op het eerste apparaat

Na instelling van een apparaatprofiel moet u het op ten minste één Talkman A700x-apparaat laden. U moet het profiel op het eerste apparaat laden met een seriële kabel en Java-applet.

GA ALS VOLGT TE WERK:

Navigeer op het tabblad Apparaatbeheer van de GUI naar Apparaatprofielen, selecteer het apparaatprofiel dat u wilt laden en klik op de actiekoppeling Het geselecteerde profiel laden met een kabel.

  • Als u een bericht krijgt om bestanden naar de computer te downloaden, volgt u de instructies in het bericht, herstart de browser en begint vervolgens het profiel opnieuw te laden.
  • Voor de meeste implementaties kunnen de standaardinstellingen in het onderdeel De terminal voorbereiden in het proces Profiel laden worden behouden.
  • Wanneer het laadproces begint, wordt de ring-led op het Talkman A700x-apparaat geel. Na voltooiing wordt het apparaat opnieuw opgestart.

De resterende apparaten laden

U kunt het apparaatprofiel op twee manieren op de rest van de apparaten laden: via Vocollect TouchConfig of via VoiceConsole.

TouchConfig gebruiken

Nadat u één A700x-apparaat hebt geconfigureerd, kunt u met de functie TouchConfig die configuratie snel overdragen op de resterende apparaten.

GA ALS VOLGT TE WERK:

Navigeer op het tabblad Apparaatbeheer van de GUI naar Apparaten, selecteer het apparaat dat u wilt laden, en klik op de actiekoppeling Veelgebruikte apparaatacties > Profiel laden op geselecteerde apparaten.

Breng vervolgens meer apparaten online met TouchConfig:

  1. Begin met alle apparaten uitgeschakeld.
  2. Houd op het geconfigureerde apparaat de plusknop (+) ingedrukt en druk op de knop Afspelen/Pauzeren om het apparaat in zendmodus te zetten. Het kleinste segment van de led-ring wordt ononderbroken geel, en de NFC-indicator knippert geel.
  3. Houd op het nog niet geconfigureerde apparaat de minknop (–) ingedrukt en druk op de knop Afspelen/Pauzeren om het apparaat in ontvangstmodus te zetten. Het grootste segment van de ring wordt ononderbroken geel, en de NFC-indicator knippert geel.
  4. Draai elk niet geconfigureerd apparaat met het symbool naar boven gericht.
  5. Houd het geconfigureerde apparaat met het symbool naar beneden gericht. Lijn het ovaal met de opstaande rand uit met het ovaal met de opstaande rand op een niet geconfigureerd apparaat. Zorg dat de ovalen precies op elkaar passen, en houd vervolgens de twee apparaten goed tegen elkaar aan.
  6. Kijk naar de led-ring op het ontvangende apparaat. Hij knippert groen en toont vervolgens dat er opnieuw wordt opgestart door afwisselend geel en rood te worden na een succesvolle configuratieoverdracht. Als de overdracht mislukt, knippert de ring rood en keert hij vervolgens terug naar de ontvangstmodus.
  7. Herhaal de TouchConfig voor de resterende niet geconfigureerde apparaten.

Opladers en VoiceConsole gebruiken

Als u het apparaatprofiel instelt als het standaardprofiel voor de locatie, kunt u de configuratie op apparaten in een oplader laden via de GUI-actie VoiceConsole.

Een apparaat in de oplader staat in de onderhoudsmodus, en dat is vereist om het laden van een profiel te voltooien.

GA ALS VOLGT TE WERK:

Navigeer op het tabblad Apparaatbeheer van de GUI naar Apparaten, selecteer de apparaten die u wilt laden en klik op de actiekoppeling Veelgebruikte apparaatacties > Profiel laden op geselecteerde apparaten.